HATTEM – “U laat het culturele erfgoed van de warme bakker toch niet in de kou staan!”, dat is de oproep die directeur Fred Voskuil doet aan de gemeente Hattem, provincie Gelderland en het Rijk.
De strekking van de brandbrief die het Nederlands Bakkerijmuseum stuurde naar het gemeentebestuur, Gedeputeerde Staten van Gelderland en de landelijke overheid is duidelijk: zonder tijdelijke steun gaat het museum ten onder. Voskuil roept op om bij de 300 miljoen euro die het Rijk heeft gereserveerd voor steun aan cultuurdoelen ook te kijken naar kleine musea. De directeur heeft de geadresseerden van zijn brandbrief uitgenodigd om persoonlijk een kijkje te nemen in het Bakkerijmuseum. Voskuil is blij met de steun in de rug en inzet van de gemeente Hattem in deze barre tijden.
Het Nederlands Bakkerijmuseum is naast het maatschappelijke belang ook van grote economische waarde voor de stad Hattem. Jaarlijks trekt het museum 70.000 bezoekers. Het belang van het Bakkerijmuseum voor het toerisme op de Veluwe staat onomstotelijk vast.
Buiten de 47 fulltime- en parttime medewerkers biedt het museum mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt, status houders en stagiairs een werkervaringsplaats. Vanaf de oprichting 45 jaar geleden streeft het museum naar financiële onafhankelijkheid. De stichting genereert met commerciële activiteiten inkomsten voor het behoud en beheer van de unieke collectie van brood en banket door de eeuwen heen.
Op 12 maart werd Bakkerijmuseum verplicht om vanwege het Corona virus alle activiteiten te staken. De goedgevulde agenda voor de komende maanden bleek ineens niets meer waard. Ineens was alles anders. Er heerst nu een oorverdovende stilte in een museum dat onder normale omstandigheden bruist van leven.
Door de maatregelen van de overheid konden gedwongen ontslagen worden voorkomen. Voskuil benadrukt in zijn brief dat deze niet bedoeld is als bedelbrief of een verzoek om structurele financiële ondersteuning. De brief is een smeekbede om meer aandacht en oog te hebben voor de noden van de kleinere musea in Nederland.
En een verzoek om hulp om te kunnen overleven om een periode zonder inkomsten met doorlopende kosten te overbruggen. “Aandacht en begrip voor een museum dat de hand nooit heeft opgehouden maar nu wel uit moet steken voor tijdelijke hulp. We gaan ervan uit dat straks het museum de draad weer kan oppakken zoals we altijd gedaan hebben. De goede resultaten uit het verleden geven vertrouwen dat dat ook gaat lukken”.
Het Bakkerijmuseum opent op 1 juli haar deuren weer voor het publiek. Eerder opengaan voor 30 personen zou meer kosten met zich meebrengen dan het geld in het laatje zou brengen. De monumentale panden met smalle gangen en vertrekken maken de routing waarbij anderhalve meter de norm is tot een moeilijk oplosbaar probleem. Om toch de kas te spekken worden op de zaterdagmorgen vers gebakken brood en banket verkocht in de museumwinkel.
Achter de schermen wordt druk geklust in het Daendelshuis. De bakkers van het museum hebben in plaats van de deegroller de verfkwast ter hand genomen. Twee maanden voor het uitbreken van de crisis kocht de museum dit nieuwe pand aan om de noodzakelijk geworden uitbreiding te realiseren. De financiering was mogelijk dankzij een legaat. Het nieuwe pand biedt extra ruimte binnen en buiten. De terrasvergunning voor het Daendelshuis is inmiddels verleend.